“In radeloze, schichtige vlucht werden zij door onheil en rampen de brede baan opgedreven naar het onbekende, dat lag waar niemand wist en waar men toch heen wou, omdat daar hoop op verandering was en zekerheid. Een loze streep aan de horizon was het, die niemand zag, maar ieder instinctmatig voelde. Beladen met de drukkende last van hun have en hun hopeloosheid, togen zij de donkere dagen en de nog somberder nachten in. Een stoet van verdwaasden en ontredderden, slepend langs wegen en landen en luchten, een striemende aanklacht tegen de gruwelen van oorlog, een opgejaagde kudde van wrokkende gedachtelozen, voortgestuwd door de zucht naar zelfbehoud buiten de verschrikkingen van granaatscherf en bom, van moord en brand, zo trokken zij.”